De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877
Van al de leden van de Alpine-Club te Londen, die door hunne stoute tochten in de fransche en zwitsersche Alpen gedurende de jongste twintig jaren zich een europeeschen naam hebben verworven, is wel geen zoo algemeen bekend als de heer Edward Whymper. Deze algemeene bekendheid heeft hij vooral ook te danken aan zijn boek Scrambles amongst the Alps in the years 1860–1869,—Tochten in de Alpen in de jaren 1860–1869—dat in 1870 te Londen het licht zag en sedert herhaalde malen werd herdrukt. Dit werk, dat in het fransch, duitsch en italiaansch vertaald werd, verdient ten volle de groote belangstelling, die het alom gevonden heeft: niet alleen om den aangenamen vorm, den helderen, duidelijken stijl, den humor die telkens treft en boeit, maar ook om den inhoud zelven. De tochten, door den heer Whymper ondernomen, behooren tot de merkwaardigste, die in de Alpen zijn volbracht; terwijl zijn boek, vooral bij de verschijning, eene dubbele aantrekkelijkheid ontleende aan het verhaal der noodlottige beklimming van den Matterhorn (Mont-Cervin), waarbij een der beste Alpengidsen en drie jeugdige landgenooten van den heer Whymper het leven verloren: eene gebeurtenis, die destijds in geheel Europa de algemeene deelneming opwekte, en nog niet geheel vergeten is, hoeveel er ook sedert moge gebeurd zijn van meer ingrijpend belang dan de dood van vier moedige reizigers. Al is het boek van den engelschen Alpenbeklimmer dan ook reeds enkele jaren oud, met gerustheid durven wij eenige schetsen daaruit ontleenen, die den lezers der Aarde gewis welkom zullen zijn, te meer daar, voor zoo ver wij weten, van deze Scrambles geene hollandsche vertaling bestaat.

Bijna de helft van het boek is toegewijd aan het verhaal van de verschillende pogingen, die de heer Whymper gedurende negen jaren heeft aangewend om den Matterhorn te bestijgen; maar hij verhaalt ook in alle bijzonderheden zijne bestijgingen van den Pelvoux (die vóór hem slechts door den heer Puiseux, hoogleeraar in de sterrekunde aan de Sorbonne, was beklommen), van de Pointe des Ecrins, den berg Dolent, den Grand-Cornier, de Dent-Blanche, de Aiguille-Verte bladzijde 2en vele andere toppen; benevens de niet minder belangrijke tochten door de passen (cols) van Breuil, van La Brèche, van Pilatte, van Triolet, van Hérens, van Talèfre, enz. Er is dus geen gebrek aan verscheidenheid en evenmin aan boeiende episoden.

Den 23sten Juli 1860 vertrok de heer Whymper van Londen, om zijne eerste reis door de zwitsersche Alpen te ondernemen: eene reis, die niet anders was dan een verkenningstocht. De heer Whymper trok hierheen en daarheen, en doorkruiste het land in alle richtingen, zonder zich ergens te vestigen. Maar hij had de bergen, wier latere beklimming hij zich had voorgenomen, nauwkeurig bestudeerd en uit verschillende oogpunten geteekend. Als een voorzichtig veldheer, had hij zich vooraf zorgvuldig met het terrein bekend gemaakt.

In 1861 begaf hij zich rechtstreeks naar den Pelvoux, waaromtrent hij trouwens niet dan zeer onvolledige inlichtingen had kunnen inwinnen, hoofdzakelijk geput uit de werken van Elie de Beaumont en J.D. Forbes. Het was hem onbekend, dat de heer Puiseux reeds in 1848 den top des bergs had beklommen: de bewoners der omliggende valleien zelven hadden dat reeds zoo goed als geheel vergeten. In de maand Augustus 1860 hadden de heeren Bonney, Hawkshaw en Mathews, met Michel Croz uit Chamonix tot gids, gepoogd den Pelvoux te beklimmen; maar na verscheidene dagen en nachten in vruchtelooze pogingen te hebben verspild, waren zij door het slechte weder genoodzaakt geweest, hun plan op te geven. Een wegopzichter, Jean Reynaud genaamd, dien zij op hun tocht hadden medegenomen, schreef de mislukking aan het te ver gevorderde saizoen toe. De heer Whymper, den raad van Reynaud volgende, kwam dus in de eerste dagen van Augustus 1861 te La Bessée, een dorp in de vallei der Durance, waar hij tegen den 3den dier maand zijn vriend en landgenoot Macdonald bescheiden had.

Wij zullen nu hem zelven de beklimming van den Pelvoux laten verhalen.

“Van La Bessée kan men zeer duidelijk alle toppen van den Mont-Pelvoux onderscheiden, zoowel den hoogsten top als dien, waarop de fransche ingenieurs hunne pyramide hadden opgericht. Reynaud en al de bewoners der vallei waren met de eigenlijke gesteldheid zeer slecht bekend. Men wist alleen dat de ingenieurs een piek hadden beklommen, waar zij een nog hoogeren top hadden ontdekt, dien zij de Pointe des Arcines of des Ecrins hadden genoemd. Maar men kon niet zeggen of deze laatste top te La Bessée zichtbaar was, en kon ook evenmin den top aanwijzen, waarop de pyramide was verrezen. Naar onze meening werd de hoogste top door andere kruinen aan ons oog onttrokken, en zouden wij deze laatsten eerst moeten beklimmen, om de eigenlijke spits des bergs te bereiken.

"1118200234"
De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877
Van al de leden van de Alpine-Club te Londen, die door hunne stoute tochten in de fransche en zwitsersche Alpen gedurende de jongste twintig jaren zich een europeeschen naam hebben verworven, is wel geen zoo algemeen bekend als de heer Edward Whymper. Deze algemeene bekendheid heeft hij vooral ook te danken aan zijn boek Scrambles amongst the Alps in the years 1860–1869,—Tochten in de Alpen in de jaren 1860–1869—dat in 1870 te Londen het licht zag en sedert herhaalde malen werd herdrukt. Dit werk, dat in het fransch, duitsch en italiaansch vertaald werd, verdient ten volle de groote belangstelling, die het alom gevonden heeft: niet alleen om den aangenamen vorm, den helderen, duidelijken stijl, den humor die telkens treft en boeit, maar ook om den inhoud zelven. De tochten, door den heer Whymper ondernomen, behooren tot de merkwaardigste, die in de Alpen zijn volbracht; terwijl zijn boek, vooral bij de verschijning, eene dubbele aantrekkelijkheid ontleende aan het verhaal der noodlottige beklimming van den Matterhorn (Mont-Cervin), waarbij een der beste Alpengidsen en drie jeugdige landgenooten van den heer Whymper het leven verloren: eene gebeurtenis, die destijds in geheel Europa de algemeene deelneming opwekte, en nog niet geheel vergeten is, hoeveel er ook sedert moge gebeurd zijn van meer ingrijpend belang dan de dood van vier moedige reizigers. Al is het boek van den engelschen Alpenbeklimmer dan ook reeds enkele jaren oud, met gerustheid durven wij eenige schetsen daaruit ontleenen, die den lezers der Aarde gewis welkom zullen zijn, te meer daar, voor zoo ver wij weten, van deze Scrambles geene hollandsche vertaling bestaat.

Bijna de helft van het boek is toegewijd aan het verhaal van de verschillende pogingen, die de heer Whymper gedurende negen jaren heeft aangewend om den Matterhorn te bestijgen; maar hij verhaalt ook in alle bijzonderheden zijne bestijgingen van den Pelvoux (die vóór hem slechts door den heer Puiseux, hoogleeraar in de sterrekunde aan de Sorbonne, was beklommen), van de Pointe des Ecrins, den berg Dolent, den Grand-Cornier, de Dent-Blanche, de Aiguille-Verte bladzijde 2en vele andere toppen; benevens de niet minder belangrijke tochten door de passen (cols) van Breuil, van La Brèche, van Pilatte, van Triolet, van Hérens, van Talèfre, enz. Er is dus geen gebrek aan verscheidenheid en evenmin aan boeiende episoden.

Den 23sten Juli 1860 vertrok de heer Whymper van Londen, om zijne eerste reis door de zwitsersche Alpen te ondernemen: eene reis, die niet anders was dan een verkenningstocht. De heer Whymper trok hierheen en daarheen, en doorkruiste het land in alle richtingen, zonder zich ergens te vestigen. Maar hij had de bergen, wier latere beklimming hij zich had voorgenomen, nauwkeurig bestudeerd en uit verschillende oogpunten geteekend. Als een voorzichtig veldheer, had hij zich vooraf zorgvuldig met het terrein bekend gemaakt.

In 1861 begaf hij zich rechtstreeks naar den Pelvoux, waaromtrent hij trouwens niet dan zeer onvolledige inlichtingen had kunnen inwinnen, hoofdzakelijk geput uit de werken van Elie de Beaumont en J.D. Forbes. Het was hem onbekend, dat de heer Puiseux reeds in 1848 den top des bergs had beklommen: de bewoners der omliggende valleien zelven hadden dat reeds zoo goed als geheel vergeten. In de maand Augustus 1860 hadden de heeren Bonney, Hawkshaw en Mathews, met Michel Croz uit Chamonix tot gids, gepoogd den Pelvoux te beklimmen; maar na verscheidene dagen en nachten in vruchtelooze pogingen te hebben verspild, waren zij door het slechte weder genoodzaakt geweest, hun plan op te geven. Een wegopzichter, Jean Reynaud genaamd, dien zij op hun tocht hadden medegenomen, schreef de mislukking aan het te ver gevorderde saizoen toe. De heer Whymper, den raad van Reynaud volgende, kwam dus in de eerste dagen van Augustus 1861 te La Bessée, een dorp in de vallei der Durance, waar hij tegen den 3den dier maand zijn vriend en landgenoot Macdonald bescheiden had.

Wij zullen nu hem zelven de beklimming van den Pelvoux laten verhalen.

“Van La Bessée kan men zeer duidelijk alle toppen van den Mont-Pelvoux onderscheiden, zoowel den hoogsten top als dien, waarop de fransche ingenieurs hunne pyramide hadden opgericht. Reynaud en al de bewoners der vallei waren met de eigenlijke gesteldheid zeer slecht bekend. Men wist alleen dat de ingenieurs een piek hadden beklommen, waar zij een nog hoogeren top hadden ontdekt, dien zij de Pointe des Arcines of des Ecrins hadden genoemd. Maar men kon niet zeggen of deze laatste top te La Bessée zichtbaar was, en kon ook evenmin den top aanwijzen, waarop de pyramide was verrezen. Naar onze meening werd de hoogste top door andere kruinen aan ons oog onttrokken, en zouden wij deze laatsten eerst moeten beklimmen, om de eigenlijke spits des bergs te bereiken.

0.99 In Stock
De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877

De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877

by Various Various
De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877

De Aarde en haar Volken, Jaargang 1877

by Various Various

eBook

$0.99 

Available on Compatible NOOK devices, the free NOOK App and in My Digital Library.
WANT A NOOK?  Explore Now

Related collections and offers

LEND ME® See Details

Overview

Van al de leden van de Alpine-Club te Londen, die door hunne stoute tochten in de fransche en zwitsersche Alpen gedurende de jongste twintig jaren zich een europeeschen naam hebben verworven, is wel geen zoo algemeen bekend als de heer Edward Whymper. Deze algemeene bekendheid heeft hij vooral ook te danken aan zijn boek Scrambles amongst the Alps in the years 1860–1869,—Tochten in de Alpen in de jaren 1860–1869—dat in 1870 te Londen het licht zag en sedert herhaalde malen werd herdrukt. Dit werk, dat in het fransch, duitsch en italiaansch vertaald werd, verdient ten volle de groote belangstelling, die het alom gevonden heeft: niet alleen om den aangenamen vorm, den helderen, duidelijken stijl, den humor die telkens treft en boeit, maar ook om den inhoud zelven. De tochten, door den heer Whymper ondernomen, behooren tot de merkwaardigste, die in de Alpen zijn volbracht; terwijl zijn boek, vooral bij de verschijning, eene dubbele aantrekkelijkheid ontleende aan het verhaal der noodlottige beklimming van den Matterhorn (Mont-Cervin), waarbij een der beste Alpengidsen en drie jeugdige landgenooten van den heer Whymper het leven verloren: eene gebeurtenis, die destijds in geheel Europa de algemeene deelneming opwekte, en nog niet geheel vergeten is, hoeveel er ook sedert moge gebeurd zijn van meer ingrijpend belang dan de dood van vier moedige reizigers. Al is het boek van den engelschen Alpenbeklimmer dan ook reeds enkele jaren oud, met gerustheid durven wij eenige schetsen daaruit ontleenen, die den lezers der Aarde gewis welkom zullen zijn, te meer daar, voor zoo ver wij weten, van deze Scrambles geene hollandsche vertaling bestaat.

Bijna de helft van het boek is toegewijd aan het verhaal van de verschillende pogingen, die de heer Whymper gedurende negen jaren heeft aangewend om den Matterhorn te bestijgen; maar hij verhaalt ook in alle bijzonderheden zijne bestijgingen van den Pelvoux (die vóór hem slechts door den heer Puiseux, hoogleeraar in de sterrekunde aan de Sorbonne, was beklommen), van de Pointe des Ecrins, den berg Dolent, den Grand-Cornier, de Dent-Blanche, de Aiguille-Verte bladzijde 2en vele andere toppen; benevens de niet minder belangrijke tochten door de passen (cols) van Breuil, van La Brèche, van Pilatte, van Triolet, van Hérens, van Talèfre, enz. Er is dus geen gebrek aan verscheidenheid en evenmin aan boeiende episoden.

Den 23sten Juli 1860 vertrok de heer Whymper van Londen, om zijne eerste reis door de zwitsersche Alpen te ondernemen: eene reis, die niet anders was dan een verkenningstocht. De heer Whymper trok hierheen en daarheen, en doorkruiste het land in alle richtingen, zonder zich ergens te vestigen. Maar hij had de bergen, wier latere beklimming hij zich had voorgenomen, nauwkeurig bestudeerd en uit verschillende oogpunten geteekend. Als een voorzichtig veldheer, had hij zich vooraf zorgvuldig met het terrein bekend gemaakt.

In 1861 begaf hij zich rechtstreeks naar den Pelvoux, waaromtrent hij trouwens niet dan zeer onvolledige inlichtingen had kunnen inwinnen, hoofdzakelijk geput uit de werken van Elie de Beaumont en J.D. Forbes. Het was hem onbekend, dat de heer Puiseux reeds in 1848 den top des bergs had beklommen: de bewoners der omliggende valleien zelven hadden dat reeds zoo goed als geheel vergeten. In de maand Augustus 1860 hadden de heeren Bonney, Hawkshaw en Mathews, met Michel Croz uit Chamonix tot gids, gepoogd den Pelvoux te beklimmen; maar na verscheidene dagen en nachten in vruchtelooze pogingen te hebben verspild, waren zij door het slechte weder genoodzaakt geweest, hun plan op te geven. Een wegopzichter, Jean Reynaud genaamd, dien zij op hun tocht hadden medegenomen, schreef de mislukking aan het te ver gevorderde saizoen toe. De heer Whymper, den raad van Reynaud volgende, kwam dus in de eerste dagen van Augustus 1861 te La Bessée, een dorp in de vallei der Durance, waar hij tegen den 3den dier maand zijn vriend en landgenoot Macdonald bescheiden had.

Wij zullen nu hem zelven de beklimming van den Pelvoux laten verhalen.

“Van La Bessée kan men zeer duidelijk alle toppen van den Mont-Pelvoux onderscheiden, zoowel den hoogsten top als dien, waarop de fransche ingenieurs hunne pyramide hadden opgericht. Reynaud en al de bewoners der vallei waren met de eigenlijke gesteldheid zeer slecht bekend. Men wist alleen dat de ingenieurs een piek hadden beklommen, waar zij een nog hoogeren top hadden ontdekt, dien zij de Pointe des Arcines of des Ecrins hadden genoemd. Maar men kon niet zeggen of deze laatste top te La Bessée zichtbaar was, en kon ook evenmin den top aanwijzen, waarop de pyramide was verrezen. Naar onze meening werd de hoogste top door andere kruinen aan ons oog onttrokken, en zouden wij deze laatsten eerst moeten beklimmen, om de eigenlijke spits des bergs te bereiken.


Product Details

BN ID: 2940148149378
Publisher: Lost Leaf Publications
Publication date: 01/23/2014
Sold by: Barnes & Noble
Format: eBook
File size: 825 KB
Language: Dutch
From the B&N Reads Blog

Customer Reviews